Engelse naam: | Merlin |
Duitse naam: | Merlin |
Franse naam: | Faucon émerillon |
Grootte: | 25-30 cm |
Spanwijdte: | 55-70 cm |
Voedsel: | Voornamelijk vogels. Vooral kleine zangvogels als graspiepers, maar ook grotere vogels tot lijsters. Vangt ook kleine zoogdieren en in mindere mate insecten. |
Kleinste valk en kleiner dan een torenvalk. Mannetje zelfs niet veel groter dan een grote lijster. Het mannetje heeft aan de bovenzijde een grijze rug en staart, rest is donker. Het vrouwtje is donker van boven met enkele donkere banden op de staart. Smelleken heeft zoals alle valken puntige vleugels. Te herkennen de grootte (klein) en aan zeer snelle vlucht, vaak laag boven de grond.
Broedt in gebieden met veel zangvogels. Vooral in of nabij open landschappen. Vooral heidevelden, hoogvenen, tundra, bosranden en in boomloze kustgebieden. Broedt meestal op de grond, maar ook op rotswanden of in bomen. In Groot-Britannië past de soort zich goed aan veranderde omstandigheden, de soort broedt daar steeds meer in bomen.
Overwintert ook in open gebieden, zoals kustvlakten, weilanden en akkers. Jaagt in open gebieden. Gebruikt vaak een uitkijkpost, waarna ze geschikte prooien proberen te verassen met een lage vlucht. Achtervolgt wanneer nodig. Broedt in noordelijke streken. Er zijn verschillende ondersoorten.
In Nederland alleen te zien in de winter, wanneer hier honderden smellekens overwinteren. Vooral in de kuststreken. In winters met veel sneeuwval ook meer in het oosten te zien. Het zijn allemaal Fenno-Scandinavische vogels. De smelleken is overwegend een trekvogel, Britse vogels zijn veelal standvogels, evenals IJslandse vogels. Zij trekken veelal weg uit het binnenland naar kustgebieden. Trekt over korte afstanden (Europa).